1. Zelfoverschatting
‘Zeg schat, die roestbak staat hier nu al drie jaar stil in de garage, ofwel werk je hem nu af, ofwel doe je hem weg!’ Je wil niet weten hoeveel mensen boordevol goede moed aan een restauratieproject beginnen. Koop liever een auto die al rijdt. Je behoudt de moed om probleempjes aan te pakken en beleeft er vanaf de eerste dag plezier aan.
2. Hart én verstand
Denk toch even na voor je je portefeuille trekt. Echte koopjes zijn vandaag doorgaans auto’s uit de vroege jaren ’90. Idealiter een model van een grote constructeur, dat vergroot de selectie én je geraakt zoveel gemakkelijker aan onderdelen. Wat je zoekt is een roestvrije carrosserie en een min of meer gezonde motor.
3. Ga online
Zowat elk merk en model heeft zijn eigen liefhebberswebsite, die netjes beschrijft waarop je specifiek moet letten. En zoek je een nieuw onderdeel, dan graai je gewoon in de bakken van (vaak Duitse) webwinkels die zowat álles op voorraad hebben.
4. Specialistenwerk
Maatjes worden met iemand die er wat van kent, een puik idee. Die persoon heb je nodig om mee te gaan kijken naar de auto van je dromen. Neem op voorhand ook wat literatuur door over het model in kwestie en zoek in je buurt een onafhankelijke garagist die je oud ijzer wanneer nodig met liefde wil genezen. Mijd de grote, vaak dure merkgarages.
5. Asielzoekers
Vind je die Clio Williams niet in een straal van 50 kilometer rond je huis, dan staat de juiste misschien wel in Zuid-Frankrijk op je te wachten. Importeren is heus zo moeilijk niet. Eén nadeel: auto’s van voor 1996 hebben vaak geen Europees gelijkvormigheidsattest, maar daarvoor kan je normaalgezien terecht bij de merkinvoerder. Je auto kan je gaan ophalen met tijdelijke transitplaten.
6. De letter van de wet
In de wetgeving rond O-platen zijn de meeste beperkingen weggevallen, alleen commercieel gebruik en woon-werk- of woon-schoolverkeer blijven uit den boze. Je betaalt vanaf 25 jaar na de eerste inschrijving jaarlijks slechts 35,09 euro aan verkeersbelasting. Voor oldtimers bedraagt de BIV 41,61 euro. Let op, binnen dit en twee jaar verandert de oldtimerleeftijd van 25 naar 30 jaar.
7: Doe-het-zelven
Ooit vroegen we aan de Amerikaanse eigenaar van een Volvo P1800 met bijna 5 miljoen kilometer op de teller (het wereldrecord!) wat zijn geheim was. ‘Gewoon de onderhoudstips in het instructieboekje respecteren’, klonk het. Aan oude auto’s valt gemakkelijker te sleutelen dan aan nieuwe. Koop een Haynes Workshop Manual van je model, daarin staat elke handeling netjes uitgelegd.
8. Reken er niet op
Werkt je oldtimer vandaag perfect, dan kan er morgen iets stuk gaan. Zo gaat dat nu eenmaal, al die originele onderdelen zijn stilaan afgeleefd. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang je er filosofisch onder blijft en je desnoods een tijdje zonder je auto kan.
9. Pas je rijstijl aan
Met een oldtimer rijd je anders dan met een nieuwe. Hard jakkeren voor hij netjes opgewarmd is: uit den boze! De pook begeleid je rustig en met gevoel van drie naar vier. Noodstops? Denk eraan dat er meestal geen ABS op zit. Bij een crash klapt zo’n oude auto in elkaar als een kaartenhuisje.
10. Rijden met dat ding!
En doe jezelf een plezier: geniet ervan. Een auto is gemaakt om mee te rijden en om bewonderd te worden. Geef hem dus de sporen, ga naar meetings, trek ermee naar de Ardennen of maak samen de roadtrip van je leven. Desnoods de wereld rond.
Het volledige Dossier Classics van AutoWereld (en de rest van het nummer) kan je hier DOWNLOADEN.